Een blik op de ontwikkelingen in de Volksrepubliek tot aan eind jaren zeventig en de
omstandigheden waaronder dat gebeurde. Wat was de rol van het Westen hierin? Welke informatie over deze periode omringt ons en welke informatie bereikt ons in het Westen niet? Geschreven n.a.v. een lezing die ik hield voor het symposium "China and the West: Western Perceptions and Eastern Realities" (28 november 2008)
"Hahaha, die Chinezen!"
Armoede
Er wordt vaak lacherig gedaan over Chinezen en de Chinese regering. Een beetje bespottelijk dat ze zo trots zijn op die Olympische Spelen. Om maar niet te spreken van de promotie ervan. Dat was de teneur tijdens een paneldiscussie van de conferentie van het Academisch China Overleg. Als Chinese werd ik er onaangenaam door getroffen, maar eigenlijk ben ik niet anders gewend. Tijdens colleges Moderne Chinese Geschiedenis barstten mijn medestudenten en ik vaak in lachen uit tijdens luchtige anekdotes over de overlevingsstrijd van de straatarme Chinese bevolking.
In de media en populaire literatuur, zoals Jung Changs Wilde Zwanen, wordt voornamelijk geschreven over de vervolging van Chinese intellectuelen, dissidenten en minderheden. Hun ervaringen vormden lange tijd mijn beeld van de Chinese communistische politiek. Ik zag een land voor me dat door het communistische systeem grote armoede kende.
Een onafhankelijke China-deskundige wees mij er op dat bij de stichting van de Volksrepubliek en ook vòòr 1949, negentig procent van de Chinezen arme boeren waren. Onderzoeken uit de jaren dertig van de vorige eeuw laten zien dat in grote delen van China, de boerenbevolking in ontstellende armoede leefde. Sinds 1500 was hun situatie amper veranderd. Dat schrijft China-historicus Jonathan Spence in The Search for Modern China. Tientallen miljoenen boeren moesten hun kinderen verkopen om ze niet te zien verhongeren. Toch waren zij beter af dan dagloners die zich geen huwelijk konden veroorloven en zich als sjouwer of boerenknecht amper in leven konden houden. Rijkere boeren verkozen hen boven het gebruik van vee, omdat het voer en het stallen van een ezel duurder was dan loon uitbetalen aan de knecht.
Verbetering levensomstandigheden
Is de lacherige houding tegenover zogenaamde domme communisten en simpele Chinezen terecht? In 1949 verenigde de Communistische Partij onder leiding van Mao Zedong een China dat verscheurd was door imperialistische uitbuiting en oorlogen. De partij voerde in 1950 al een nieuwe landverdeling uit. Volgens Spence kregen Chinezen die voorheen in ontstellende armoede leefden, door deze landhervormingen een nieuwe overlevingskans. Het verbeteren van de voedselvoorziening, gezondheidszorg en hygiëne verhoogde de gemiddelde levensverwachting van de Chinese bevolking van 36 jaar in 1949 tot 64 jaar in 1979. Scholingsprogramma’s drongen het aantal analfabeten terug van 8 op de 10 Chinezen in 1949, tot 3.3 op de 10 in 1979. Dit klinkt als Chinese propaganda maar de cijfers komen gewoon uit rapporten van de Wereldbank en Verenigde Naties.
Grote Sprong Voorwaarts
Informatie over deze niet geringe prestaties heb ik zelf uit de sinologische bibliotheek moeten opgegraven. Als deze feiten al in Westers wetenschappelijk werk worden vermeld, dan worden ze weggestopt in voetnoten of kort vermeld en raken ze ondergesneeuwd in informatie over communistische misdaden.
Maar ja, ik durfde ook pas tot een realistisch oordeelover Mao’s bestuur te komen nadat ik ontdekte dat de overeenstemming in het Westen over zijn grootste misdaad, berust op het weglaten van belangrijke informatie. Er vonden tussen 1959 en 1962 ernstige hongersnoden plaats in China waarvan geschat wordt dat ze 15 tot 30 miljoen mensen het leven kostten. Volgens de algemene Westerse visie werd de ramp hoofdzakelijk veroorzaakt door Mao’s “idiote” economische strategie, de Grote Sprong Voorwaarts die van 1958 tot 1961 werd uitgevoerd. De oorzaak zou liggen in de afname van de beschikbaarheid van graan op het platteland, voortgebracht door verkeerd beleid. Het beeld is dat terwijl boeren op sterven lagen, de Chinese overheid hen graan afnam om te exporteren voor investeringen in de zware industrie. Na een jaar lang wetenschappelijk werk doorgespit te hebben, stuitte ik op het feit dat tijdens de hongersnoodjaren de voedselconsumptie nagenoeg hetzelfde was als na 1960, toen de sterfte zeer sterk was gedaald.
Indien de onafhankelijke China-deskundige mij niet had verteld dat het Westen zeer strenge embargo’s en handelsbeperkingen tegen de Volksrepubliek handhaafde, dan had ik dat tot op de dag van vandaag niet geweten. Sinds 1950 voerde het Westen onder leiding van de Verenigde Staten een politiek om het land economisch en diplomatiek van de wereld af te sluiten. Tot 1971 kreeg de Volksrepubliek geen zetel in de Verenigde Naties.
Handelsembargo's en handelsbeperkingen tegen China
De economische oorlog werd ook tijdens en na de hongersnoden niet verminderd. De VS gebruikten hun militaire aanwezigheid in Azië om constant druk uit te oefenen op China, waardoor het werd gedwongen veel geld te investeren in zijn defensie en dus te investeren in de zware industrie. Het uiteindelijke doel was de ineenstorting van het land. Deze beperkende omstandigheden noopten China om voor de Grote Sprong Voorwaarts te kiezen: om industriële en agrarische groei te bewerkstelligen restte er niets anders dan te bouwen op de wil en het enthousiasme van de ongeschoolde massa.
Hoewel de Chinese economie ernstige problemen kende tijdens de Grote Sprong Voorwaarts, wordt meestal ontkend dat de embargo’s en handelsbeperkingen invloed hadden. De algemene visie is dat de Volksrepubliek zelfvoorzienend was en zichzelf afsloot van de Westerse wereld. Het land had echter een groot tekort aan koper, rubber, leningen, kapitaalgoederen en technologie. In de jaren vijftig drong de Chinese regering daarom voortdurend aan op versoepeling van de embargo’s. Terwijl er in die tijd grote graanoverschotten in het Westen waren en de buitenlandse aankoop hiervan gesubsidieerd werd, kon China niet van dit graan gebruik maken.
Welke informatie over China bereikt ons in het Westen wel en welke niet? Ontkent de constante focus op Chinese intellectuelen niet het bestaan van het gros van de Chinese bevolking? Met het afsluiten van de Volksrepubliek keerde het Westen ook 500 miljoen straatarme Chinese boeren de rug toe. Een genereuze houding tegenover de in grote moeilijkheden verkerende bevolking was meer op zijn plaats geweest. Een hele generatie in het Westen faalde erin een eind te maken aan de moreel abjecte embargo’s. Door op te houden China alsmaar belachelijk te maken, laat het Westen zien dat het écht een dialoog wil aangaan met het land.
B. Huong
|